Dit lied is geďnspireerd op Lucas 2:25-36, het verhaal van Simeon. Net als de rest van zijn volk snakte hij naar de vrede die God had beloofd. Het Heilige Land was bezet, Davids koningshuis vervallen. Zuchtend onder geweld en onderdrukking, roept Israël het uit naar God. Couplet 1 ademt de sfeer van de Psalmen: ‘Hoe lang nog?’ De melodie is sfeervol, in mineur, maar toch klinkt er hoop in door: ongezien en verborgen is God met zijn Geest volop aanwezig. Hij leidt Simeon naar de tempel (couplet 2). Daar ziet hij de vervulling van Gods beloften met eigen ogen: de Hoop van Israël, de Vredevorst is hier! Geďnspireerd door de Geest spreekt Simeon grote woorden: recht, vrede, redding, herstel. Heel de wereld zal versteld staan! Maar bij alle euforie is er toch weer die mineurtoon: dit Kind, dit teken van God, zal betwist worden; Hij zal omstreden zijn, tegenstand oproepen, zelfs gedood worden. Wie durft te geloven in een Vredevorst die ‘door zijn dood de wereld wint’?
Te midden van de wereld die nog altijd zucht en lijdt, wil Hij zijn vrede in ons hart leggen. Dat vuurt ons aan om te blijven bidden en werken tot ook de wereld die vrede vindt. God lost zijn beloften in. Dat geeft moed om te leven, én om te sterven: ‘Nu laat U mij in vrede gaan.’ De pastorale toon van het slotcouplet is ook geschikt bij uitvaarten. Als gelovigen mogen we weten: lijden, verdriet en moeite hebben niet het laatste woord; de dood is niet het trieste einde. ‘Ik leef het leven tegemoet, tot ik U zie en U ontmoet!’
This text will be replaced
|